Als ik bij mijn DS21ie Pallas eind 1971 (modeljaar 1972) onder de rok kijk, dan tref ik aan:

Kant bestuurder (waar o.m. de LHM drukleidingen passeren):
-aluminium sierplaten (glad gesatineerd aluminium) aan de buitenzijde
-aluminium afsluitplaten onder de leidingen

Kant passagier (waar ook IE benzinepomp/filter/leidingen zitten)
-dezelfde sierplaten
-geen afsluitplaten onder de leidingen

2 vragen:
-hoe hoort dit te zijn? Lijkt me vreemd dat er aan één kant een afsluitplaat is en aan de andere kant niet
-er zijn diverse types reproductie van de sierplaten te vinden.

Sassen heeft ze in hoogglans, geborsteld en gewafeld. Voor welke auto’s / modeljaren zijn die bedoeld?
In het onderdelenboek vind ik wel onderscheid tussen Pallas en Confort (sauf DV DT dus niet op ID) terug maar niet wat er voor welk type is, laat staan een derde type.

Ik dacht dat de opsluitplaten toegepast werden als er geen sierplaten zijn. Aan één kant is het dus dubbelop.

Sierplaten horen op de DS & DS Pallas, gewone vlakke sluitplaten zijn voor de ID modellen inclusief DSpécial en DSuper. Op de ‘gewone’ DS werden aluminium sierplaten met een wafelpatroon toegepast, op de Pallas werden RVS sierplaten toegepast. Vanaf oktober 1972 kwamen ook op de Pallas-uitvoeringen (soms?) de gewafelde aluminium platen voor [De Lange/Reynolds, p.66/67].

Een richtlijn voor wanneer gematteerde RVS platen en wanneer hoogglans RVS platen wordt in De Lange/Reynolds niet gegeven. Die keuze is dus m.i. tussen mooi en makkelijk: gematteerde RVS sierplaten zijn makkelijker schoon en netjes te houden dan hoogglans, hoogglans zou je mooier kunnen vinden. Misschien is hoogglans een afwerking die eigenlijk stiekem ‘aftermarket’ is?

Als je er (redelijk) veel mee rijdt zou ik vanwege duurzaamheid, bescherming en gemak van onderhoud sowieso voort gematteerd RVS kiezen, ook onder een ID/DSpécial/DSuper.

Derk