view double chevron
Afbeelding:Doublechevron.jpgIn een kleine werkplaats diep in Polen ontdekte André Citroën die dag in 1900 een nieuw procédé om dit soort keper tandwielen uit gietijzer te vervaardigen. Hij zag er meteen het grote nut van in en vermoedde dat wat je in gietijzer kon maken, ook in staal moest kunnen. Hij vroeg meteen om het patent te kopen. Zijn zwager Goldfeder schoot het geld voor en op donderdag al werd het contract getekend en was het Russische patent eigendom van André Citroën, 22 jaar oud en nog niet afgestudeerd. De vreemd momenten waarbij hij als in een flits de mogelijkheden van iets doorgrondde, zouden hem zijn hele leven vergezellen. Na zijn militaire dienst opende André in 1902 in Essonnes een klein atelier met tien man voor het construeren van prototypes van machines om de drijfwerken te vervaardigen. Met een kapitaalinjectie van zijn oudere broer Hugues en zijn studievriend Hinstin werd dat in 1905 een groter bedrijf. Hij opende een filiaal in Londen, in Brussel, een fabriek in Oostenrijk-Hongarije ten behoeve van de Skoda-fabrieken en eentje in Moskou: hij verkocht de Russen drijfwerken op basis van hun eigen patent. Het embleem van de firma, twee kepers, nam hij na de Eerste Wereldoorlog mee naar zijn autofabriek in Javel. Hij zou de consument de betekenis van het logo echt inprenten, met affiches bijvoorbeeld die zeiden: ‘Le double chevron signifie: economie, solidité, confort.’ (de twee korporaalsstrepen staan voor zuinigheid, stevigheid en comfort)